Veto: Frederik, jij hebt onlangs een wereldrekord gebroken. Leg
eens uit waarover dat gaat.
Frederik: «Ik heb een wereldrekord gebroken in de
kryptografie ofwel de studie van het geheimschrift. Het gaat daarbij
zowel om het opstellen van een geheimtaal als het ontsijferen of breken
van die geheimtaal. Stel dat je een boek koopt op het Internet en je
wordt gevraagd het nummer van je Visakaart door te geven, dan zou je het
natuurlijk zeer leuk vinden dat niemand dat nummer kan lezen. Daartoe
moet het geënkrypteerd of in geheimtaal omgezet worden.»
Veto: Hoelang bestaat dat al?
Frederik: «Al van in de tijd van Caesar. Toen werden geheime
boodschappen op een lint geschreven dat rond een stok gewonden was. Enkel
het lint werd overgebracht naar de bestemming waar men met een stok van
dezelfde dikte de boodschap kon lezen.»
Veto: Wat gebruikt men daar nu voor?
Frederik: «Vandaag de dag zijn er verschillende systemen
waarbij men steeds werkt met sleutels. Net zoals bij het openen en
sluiten van een deur. Ten eerste heb je de symmetrische sleutels. Daarbij
is het de bedoeling dat, als jij iets verstuurt en iemand anders dat wil
lezen, hij dezelfde sleutel moet hebben als jij. Nieuw tegenwoordig is de
publieke sleutel, een sleutel die uit twee stukken bestaat. Het ene stuk
is publiek en het andere geheim. Als je een boodschap naar iemand wil
versturen, gebruik je zijn publieke sleutel om de boodschap te
enkrypteren. Na deze operatie kan de boodschap enkel nog ontsijferd
worden met behulp van de geheime sleutel waarover enkel de ontvanger
beschikt.»
Veto: En wat heeft dat nu allemaal te maken met jouw
wereldrekord?
Frederik: «Wat ik specifiek gedaan heb, is goede sleutels
gemaakt. Het onderwerp van mijn tesis was het aantal punten op een
elliptische kromme over eindige velden van karakteristiek twee.
Dergelijke krommen zijn belangrijk in het domein van de
publieke-sleutelkryptografie. Met zo'n kromme kan je immers een koppel
publieke en geheime sleutels genereren. Nu is het zo dat je heel goede
sleutels hebt die heel veilig zijn maar ook heel slechte. Dat is
afhankelijk van de gebruikte kromme. Om te testen of men een goede kromme
heeft, moet je weten hoeveel punten er op zo'n kromme liggen. Daar
bestaat een vrij moeilijk algoritme voor. In mijn tesis heb ik de
implementatie van dat algoritme verbeterd en sneller gemaakt door het
wijzigen van bepaalde parameters. Onder de wiskundigen is er ook een
prestigeslag om binnen een bepaalde tijd het aantal punten op een kromme
te tellen binnen een verzameling die zo groot mogelijk is. Het is hier
dat ik het wereldrekord heb gebroken. Het aantal elementen in die
verzameling is nu een getal van ongeveer zeshonderd sijfers.»
Veto: Waarom is dat zo belangrijk?
Frederik: «Dat wereldrekord zelf is van geen belang voor
kommersiële en industriële toepassingen en draait enkel om het
prestige. Het toont wel aan dat mijn programma sneller is dan al de rest.
Wat een jaar geleden nog meer dan een uur duurde, kan nu in tien
sekonden. En dat is belangrijk voor bijvoorbeeld banken die een miljoen
transakties doen per dag.»
Veto: Ten tijde van je tesisvoorstelling had je het
wereldrekord nog niet gebroken. Je proffen hebben dan gevraagd of je geen
vakantiejob wou doen om het vooralsnog te breken. Dat overkomt niet veel
studenten. Was dit nu een prestigeprojekt van de KU Leuven?
Frederik: «Zeker ten opzichte van andere universiteiten. Ik
heb dat rekord bekend gemaakt op een mailinglist van mensen die daarin
geïnteresseerd zijn. Die zitten verspreid over gans de wereld, ofwel
bij bedrijven ofwel verbonden aan universiteiten. Het prestigieuze
bestaat erin dat wij dat kunnen en zij niet. Er zijn al veel vragen
geweest naar wat ik nu juist verbeterd heb. Maar dat is net de clou. Dat
is wat het mijne beter maakt dan dat van hen. Er is dus nog wel twijfel
over of dat nu zal vrijgegeven worden. Het is trouwens ook iets wat voor
mezelf deuren zal openen. Binnenkort vertrek ik naar een konferentie in
Canada en hoop daar, met wat ik nu gedaan heb, mensen te leren kennen en
steun te krijgen voor mijn doktoraat. Bij de Cosic-groep waar ik
doktoreer weten ze wel waar ik mee bezig ben maar hebben ze eigenlijk
niet de ekspertize. De echte freaks, zal ik maar zeggen, zitten niet in
Leuven maar in Canada, Parijs en Indonesië.»
Veto: Waarover gaat je doktoraat?
Frederik: «Ik ga nu net proberen om zo'n ding te
breken.»
Veto: Je studeerde twee richtingen tegelijkertijd, wiskunde en
burgerlijk ingenieur. Ik kan mij voorstellen dat dat niet gemakkelijk te
kombineren is. Krijg je medewerking van de unief?
Frederik: «Dat hangt nogal af van de personen met wie je te
maken hebt. Zo moet ik bijvoorbeeld twee tesissen schrijven. Naar buiten
geven ze graag de indruk dat de verschillende departementen en
fakulteiten goed samenwerken. Maar als je dan voorstelt een iets dikkere
tesis te schrijven die goed is voor beide richtingen, dan blijkt dat toch
niet te kunnen. En het is nu ook niet dat die onderwerpen zo ver uit
mekaar liggen. Dat vind ik eigenlijk wel een beetje
teleurstellend.»
Veto: Moet je eigenlijk een freak zijn om die enorme kennis die
jij in je hoofd hebt te verzamelen? Heb je daarvoor konstant achter je
computer gezeten?
Frederik: «Ik heb daar gewoon veel over gelezen. Het
interesseert mij ook wel, dus dat maakt het iets gemakkelijker om daar
dingen over te leren. Ik ben er ook niet konstant mee bezig maar als ik
werk dan doe ik het heel efficiënt. Ik kan verschrikkelijk veel
verwerken op korte tijd. Het is wel zo dat ik altijd nadenk. Op die
manier ben ik er wel veel mee bezig. Maar zo echt praktisch dat je mij
een boek ziet lezen of achter een computer ziet zitten, dat is maar tien
procent van de tijd.»
Veto: Een genie realiseert zijn belangrijkste prestaties zeer
vaak tussen de twintig en de dertig. Wat zou jij nog willen
bereiken?
Frederik: «Ik ben wel geen genie hé, pas op! Dat woord
wil ik hier niet in dit artikel zien verschijnen. Een genie is helemaal
iets anders. Ik heb gewoon verder gewerkt op een bestaand iets. Een genie
poneert nieuwe ideeën en de rest werkt die uit. De komende vier jaar
wil ik een totaal nieuw konsept vinden dat dat kodesysteem zou kunnen
breken.»
Veto: Je geeft nu ook les aan eerste kan burgerlijk.
Oefenzittingen algebra, wat een vrij moeilijk en abstrakt vak is. Van
mensen die heel slim zijn, wordt wel eens gezegd dat ze het heel slecht
kunnen uitleggen. Al klachten gehad?
Frederik: «Neen, integendeel zelfs. Ik probeer het ook wat
anders aan te pakken dan hetgeen ik zelf heb meegemaakt. Ik ben vanaf de
eerste les met de deur in huis gevallen en per oefening roep ik steeds
enkele mensen naar het bord. Ook al kunnen ze er niets van, ze moeten
naar het bord.»
Veto: Maken ze zich dan niet belachelijk?
Frederik: «Ik heb hen in het begin gezegd dat ik hen dit jaar
twee zaken ging leren. Eén, dat ze voor zichzelf moeten opkomen en
twee, dat ze moeten durven zichzelf belachelijk te maken. Ik vind dat
belangrijk. En als ze niet weten hoe eraan te beginnen, dan help ik ze
wat totdat ze iets deftig geproduceerd hebben. Blijkbaar schrikt mijn
aanpak toch niet af want vorige keer zaten er nog achtentwintig van de
dertig studenten. Ik vind dat nog een vrij hoog percentage.»
Veto: Wat is het mooie van de wiskunde?
Frederik: «Het mooie van de wiskunde is dat je van niets kan
vertrekken en toch zo'n fantastische dingen kan vinden. Wiskunde kan ook
heel elegant zijn. Als een bewijs veel te lang is, dan is dat niet
elegant en vind ik het ook geen mooi bewijs meer. Zo verbeterde ik
onlangs nog een programma uit een Duitse tesis. Men had een aantal
eigenschappen van wiskundige objekten over het hoofd gezien en het duurt
nu geen achttien uur meer maar een twintigtal sekonden.»
Veto: Is er iets wat je zou willen zeggen tegen de eerste
kanners die verschrikkelijk opzien tegen het vak wiskunde? Iets wat die
mensen toch wat motivatie zou geven om dat vak te studeren. Wat hun
interesse zou kunnen opwekken.
Frederik: (lange stilte)
Veto: Nee dus.
Frederik: «Jawel, ik was aan het nadenken. Het moet voor
motivatie zijn? Ik weet niet of je mensen kan motiveren tot liefde voor
de wiskunde. Als je aan een probleem werkt en het doet je niets wanneer
je de oplossing eenmaal gevonden hebt, dan ben je er niet voor geroepen.
Maar als je wel dat overwinningsgevoel hebt dan word je daar gedreven in
en ga je ook telkens moeilijker problemen zoeken. Tot je je eigen grenzen
kent en dat is soms wel teleurstellend.»
Veto: Wat is jouw grens? Heb je die al gezien?
Frederik: «Ja daar zit ik nu toch wel ongeveer aan. Tenzij ik
dat ding kan breken, dan ga ik weer over mijn grens. Ze hebben het mij
trouwens ook al serieus afgeraden om dit als onderwerp voor mijn
doktoraat te nemen. Het wordt echt wel beschouwd als zijnde zeer
moeilijk. Maar je moet risiko nemen hé. Ofwel vind je het en dan
is de overwinning des te groter, ofwel vind je het niet en dan heb je
pech gehad.»